f.a.q.

Vaak gestelde vragen door onze spelers:

  • De 1/11 secondekaart, hoe gebruik je deze?
    Bij de 1/11 kaart kan men kiezen hoe men deze inzet. 1 danwel 11 seconden. Bij het inzetten van een 1 bij berg opwaards blijf je stil staan.
  • Buitenbochten, hoe werkt dit met A, B, C e.d.?
    Op verschillende plaatsen in diverse etappes hebben we de buitenbochten van meer (seconden)vakjes voorzien.
    Immers in de praktijk vraagt een buitenbocht wat meer meters dan een binnenbocht. Ieder vakje dient dan ook als een seconde te worden geteld. (bergop zelfs 2 seconden)
    In de etappe Limieuxe zien we dit bij de vakjes 58A, 58B, 58C en 58D.
    Voorbeeld; stel dat op de vakjes 58A en 58B reeds een wielrenner staat, dan dient een eventuele inhaalmanoeuvre over de vakjes 58D en 58C te gaan. Stel je staat met jouw renner op het vakje 55 en gooit een 7 voor de betreffende renner op de tafel.
    Je neemt dan de buitenbocht via de vakjes 58D en 58C. Je komt dan met de kaart 7 op het vakje 61 terecht.
    Aanvullend zoals ook in de spelregels opgenomen;
    Stel dat alle vakjes 58A, B, C, D na een afgeronde beurt bezet zijn, dat is de startvolgorde; eerst 58A, dan 58B, dan 58C, dan 58D.
    Daar zijn dus de letters A,B,C en D voor bedoeld.
  • Het passeerprincipe c.q. bewust langzaam rijden. (Het echte „Linkeballen“) Hoe werkt dit?
    In principe staat de uitleg hiervan beschreven op pagina 5 van de spelregels. Hieronder nog een uitleg met voorbeelden:
    Het spel Linkeballen gaat er van uit, dat je tegenspelers het koersen moeilijk maken en mogelijk in een valpartij laten komen, bij het spel hoort en is toegestaan.
    Iedere speler dient er van uit te gaan, dat hem dit kan overkomen en doet er dus ook goed aan, 1 of meerdere lage kaarten in de hand te hebben, zodat er geremd kan worden.
    Echter; hier zijn voorwaarden aan verbonden.
    Stel er staat op vakje 48 in de etappe Limieuxe een wielrenner (renner A) en er staan op de beide vakjes 47 ook wielrenners (renners B en C).
    Renner A (die als eerste van start mag) zou een 1/11 opgooien.
    Hij komt dan met een 1 op vakje 49. Je bent er dan zeker van, dat in ieder geval 1 van de renners B en C in een valpartij terecht komt.
    Dat is niet de bedoeling; daarom hebben we een voorwaarde gesteld.
    Renner A moet bij een dergelijke Linkebal-actie minimaal een kaart opgooien waarbij renner B veilig een 4 kan gebruiken.
    B is immers de eerst komende renner na A.
    Kan hij geen kaart die hoog genoeg is opgooien en ontstaan er daardoor valpartijen, dan is het HELAAS, ……..of mogelijk uitermate goed doordacht in eerdere beurten. Renner A dient ter bewijsvoering in dat geval zijn kaarten te laten zien, dat hij echt niet sneller kan.
    In de bergtappe bij bergopwaarts dient er minimaal een zes seconden (3 vakjes) te worden vrijgegeven.
    Pas op met het bewust afremmen, want natuurlijk is het ook mogelijk dat achteropkomende renner(s) tegen jou aanrijden en je zelf ook in de valpartij geraakt.
  • Het basis spel bestaat uit 4 teams van 3. Kan ik hiermee ook met meer dan 4 personen spelen?
    Dit is uiteraard mogelijk. Zo kan men bijvoorbeeld afspreken dat meerdere personen binnen hetzelfde team zitten.
    Voorbeeld::
    Renner nummer 1 wordt aangestuurd door Karel, Renner 2 door Piet en Renner 3 door Klaas.
    Neem je uitbreiding „Team“ en „Demarrage“ erbij dan heb je 8 teams en zou je theoretisch dus met 3 * 8 = 24 spelers kunnen spelen. Uiteraard kan men ook kiezen voor slechts 1 of 2 renners per team.
  • Wat zijn de verschillen tussen Linkeballen en Tour de France?
    Tour de France is eigenlijk een soort Linkeballen 2.0.
    Speltechnisch zit er weinig verschil in. Grafisch is er uiteraard wel het een en ander aangepast.
    De speelborden, kanskaarten, renners, uitbreidingen e.d. kunnen van beide versies door elkaar gebruikt c.q. gecombineerd worden.
  • Hoe zit het met een overgang van vlak naar berg? Kan ik een stuk bergop overslaan door er vlak voor te stoppen en dan een hoge kaart op te gooien?
    Dit is natuurlijk niet de bedoeling, een bergop vakje telt altijd voor 2. Zie hieronder een voorbeeld berekening: